2 tot 4 jaar

Tijd is voor jonge kinderen een lastig begrip. Kinderen onder de 2 jaar hebben eigenlijk nog geen tijdsbesef. Door structuur en regelmaat houden ze grip op het verloop van de dag. Een peuter leert dat het na het slapen tijd is voor lunch en daarna mag spelen. Door elke dag dezelfde structuur te bieden en hetzelfde ritme aan te houden, help je je kind het verloop van de tijd te begrijpen. Voor een peuter is ‘’We gaan nu douchen, daarna tandenpoetsen en naar bed’’ veel duidelijker dan ‘’Straks ga je naar bed’’. Op onze kinderdagverblijven hanteren we een vast dagritme en bieden we peuters structuur met onze dagritmekaarten. Zo leren ze hoe de dag verloopt en houden ze het overzicht. Ook zingen we liedjes waarin de dagen van de week voorkomen en schenken we aandacht aan verschillende seizoenen in de Uk & Puk thema’s. 

4 tot 6 jaar

In de kleutertijd groeit het tijdsbesef op basis van eigen praktische sensomotorische ervaringen met tijd. Ze ervaren tijd eerst subjectief, in een bepaald ritme. Ze weten wanneer het etenstijd is of dat het bijna bedtijd is. Geleidelijk aan krijgen ze een meer objectieve tijdservaring. Zo weet een kleuter het verschil tussen dag en nacht en leert het over de wisseling van seizoenen. Ook leren kleuters onderscheid te maken tussen het verleden, heden en de toekomst. Kleuters snappen over het algemeen begrippen als gisteren, vandaag en morgen en woorden als even, zo meteen, nu, straks, later en lang geleden, maar ze kunnen er nog geen inhoudelijke voorstelling van maken.

6 tot 10 jaar

Wanneer je kind naar groep 3 gaat kent het de dagen van de week en soms ook de verschillende maanden. In groep 3 en 4 groeit het tijdsbesef verder en leert je kind klokkijken. Eerst leert het hele en halve uren herkennen en benoemen. Deze begrippen zijn op een analoge klok makkelijker te begrijpen dan op een digitale. Op een analoge klok kun je namelijk uitbeelden wat je bedoelt, door de wijzers te verschuiven. In groep 5, wanneer je kind 8 à 9 jaar is, leert het digitaal klokkijken.

10 jaar en ouder

Over het algemeen kunnen kinderen vanaf 10 jaar goed klokkijken. En hoe goed ze ook kunnen klokkijken, sommige pubers krijgen in de pubertijd moeite met plannen en op tijd komen. Het tijdsbesef van een puber is nog niet hetzelfde als dat van een volwassene. Volgende week lijkt nog ver weg en een schooljaar duurt ‘eeuwen’.

Tips om de ontwikkeling van tijdsbesef te stimuleren

Als ouder kun je je kind op verschillende manieren helpen bij de ontwikkeling van tijdsbesef. Hieronder geven we je per leeftijdscategorie een aantal tips.

Tips voor kinderen van 2 tot 4 jaar

  • Laat je kind tijdsbegrippen sensomotorisch ervaren. Luister naar het tikken van de klok. Voel het verschil tussen een rijpe en een overrijpe banaan. Proef het verschil tussen warm en afgekoeld eten. Ruikt de keuken een dag na het bakken van een appeltaart hetzelfde als tijdens het bakken? Kijk naar de bomen buiten. Ziet de boom er het hele jaar hetzelfde uit?
  • Vermijd woorden als ‘straks’ en ‘zo meteen’. Voor een peuter is het niet duidelijk wanneer ‘straks’ of ‘zo meteen’ is. Je geeft je kind meer duidelijkheid wanneer je zegt: ‘’We gaan eerst het speelgoed opruimen, daarna mag je buitenspelen’’ of ‘’Je mag nog twee keer van de glijbaan, daarna gaan we naar huis’’.
  • Benoem hoe lang je een activiteit doet. Zeg bijvoorbeeld: ‘’We blijven nog 5 minuten in de speeltuin, dan gaan we naar huis’’. Je kind snapt nog niet hoe lang 5 minuten is, maar hoe vaker je dit herhaalt in verschillende situaties, hoe beter je kind het begrip leert begrijpen. Je kunt het ook aanwijzen op een klok en zeggen: ‘’Als de grote wijzer helemaal naar beneden wijst, dan gaan we in bad. Je hebt nog 10 minuten om te spelen’’.
  • Lees voor uit boeken over tijd. Voor peuters zijn dit onze favorieten: ‘Rupsje Nooitgenoeg, hoe laat is het?’ van Eric Carle en ‘Olifant en de tijdmachine’ van Max Velthuijs.
  • Maak een aftelkalender en tel af naar een bepaald moment. Zo kan je kind zien en beter begrijpen hoeveel nachtjes slapen het nog is tot hij of zij jarig is, voor het eerst naar de basisschool mag, het pakjesavond is of tot jullie op vakantie gaan.

Tips voor kinderen van 4 tot 6 jaar

  • Benoem bij het doen van activiteiten hoe lang je dit gaat doen. Bijvoorbeeld: ‘’We gaan een uur naar de speeltuin’’. Zo leert je kind wat een uur inhoudt.
  • Gebruik, bij oudere kleuters die cijfers herkennen, de klok om iets aan te geven. Zeg bijvoorbeeld: ‘’Als de grote wijzer op 12 staat en de kleine op 5, dan gaan we eten.’’
  • Praat samen over het verleden, nu en de toekomst. Zo leert je kind het verschil tussen de begrippen. Kijk bijvoorbeeld samen naar oude foto’s van toen jij klein was. Ziet je kind het verschil tussen vroeger en nu?
  • Lees voor uit boeken over tijd. Onze tips voor kleuters zijn: ‘‘Had ik maar een tijdmachine’ van Suzan Boshouwers en ‘Nog 100 nachtjes slapen’ van Milja Praagman.

Tips voor kinderen van 6 tot 10 jaar

  • Speel het spel ‘Hoe laat is het?’ van Ravensburger. Hiermee krijgt je kind meer begrip van tijd en leert het spelenderwijs klokkijken.
  • Oefen met klokkijken met het boek ‘Hoe laat is het?’ van Veltman Uitgevers.
  • Geef je kind een horloge en oefen gedurende de dag met klokkijken.
  • Probeer aan te sluiten bij wat er op dat moment wordt behandeld op school. Het kan verwarrend zijn als je thuis met je kind oefent met de digitale klok, terwijl ze op school nog bezig zijn met de analoge klok.